Den Haag Centraal, 2010
door: Bert Jansma
CHRIS HINZE
De Livingstone van de muziek
Wereldmuziek vóór die was uitgevonden
Chris Hinze is even terug in Den Haag waar hij opgroeide, aan het conservatorium studeerde en zijn eerste langspeelplaat maakte. Veertig jaar en zeventig (!) cd’s na die eersteling vat de fluitist zijn muzikale wereldreizen van Tibet tot Tanger in beeld en geluid samen in een ‘multi media solo performance’ waarmee hij langs de Nederlandse theaters trekt. Ondertitel: ‘Een reis langs de magische plekken van de wereld’.
Het was geen opzet er een autobiografie van te maken, maar uiteindelijk is het toch wel een groot deel van mijn leven dat er langs komt”, begint Chris Hinze. “Ik praat niet veel tussendoor, elk land is een compositie. Allemaal beelden en bij elk beeld hoort een stuk dat ik heb opgenomen met de muzikanten uit dat land. Ik speel en improviseer mee met die muziek. Het begint in Ibiza, waar ik mijn studio heb, met bergen en zee. Door naar Marokko waar je alles hebt wat je je aan magie kunt voorstellen. De Sahara, zon én sneeuw. Ik kom in Namibië terecht, in Zuid-Afrika, overal heb ik opnames gemaakt. In garages, in toiletten, op kantoortjes. Ik had alle apparatuur bij me. Alleen al die drums in Kaapstad, waar ik mensen via koptelefoons met elkaar heb verbonden die elkaar nooit gezien hadden. Ik ben bijna twee jaar bezig geweest om al de beelden die ik had te archiveren en in vijf maanden heb ik ze met een film editor gemonteerd. Van Afrika ga je naar de Caraïben, via Bonaire en Curacao naar Jamaica. Daar kom je Peter Tosh tegen en Robbie Shakespeare met wie ik destijds een beroemd geworden orkest had. Ik had nog een tv-special van Veronica van toen. En ik combineer flashbacks van destijds met nu. Over een periode van dertig jaar”.
Het is maar een deel van het unieke verhaal dat Hinze vertelt. De jazzfluitist van toen werd een muzikale ontdekkingsreiziger, de Stanley en de Livingstone van de muziek in één persoon. Japanse en Chinese fluitspelers, Zen-muzikanten, de Boeddhistische monnikken van Gyuto met hun diepkelige mantra’s die hij in een van zijn programma’s ook hier bracht, en uiteindelijk de Dalai Lama zelf. Hij filmde hem, nam het interview op en quotes van Zijne Heiligheid mocht hij gebruiken in zijn muziek. Zodat op één cd de Dalai Lama zelf ging ‘housen’. Dat moet een mooi gesprek geweest zijn. Hinze was dan wel doorgedrongen tot de geestelijk leider, maar eenmaal aan zijn voeten beland werkte zijn DAT-recorder niet. De Dalai Lama repareerde in zijn vrije tijd horloges, wist Hinze, en samen bogen ze zich over het apparaat dat niet aan de praat wilde. Hinze mocht de volgende dag terugkomen om het nóg eens te proberen.
YoYo bar
Mijn kennis van de Hinze-historie begon in de YoYo bar in de Haagse Casuaristraat. Midden jaren zestig. Chris Hinze zat er achter de piano. “Toen jij me leerde kennen was ik bar- en nachtclubpianist. Daarna ben ik fluit gaan studeren. Ik was toen al redelijk oud vergeleken met anderen. Ik was beroepspianist, had al heel Europa afgereisd, op de Holland-Amerika lijn gespeeld - op de Rotterdam die nu in de haven stil ligt - toen ik besloot te gaan studeren. Ik was een jazzjongen die in nachtclubs speelde en toen was het zo, meer dan nu: als je als Oscar Peterson speelt ben je goed; als je speelt als Bill Evans ben je goed, als je iets daar tussenin doet vinden ze ’t niks. En ik vond fluit zo’n lekker instrument. Het idee werd steeds sterker bij me: weet je wat, piano wordt het instrument waarmee ik mijn brood verdien, de fluit doe ik voor m’n lol. Maar ik ga ’t wél doen. Zo kwam ik bij Frans Vester terecht en die zei: je bent wat oud om nog met fluit te beginnen. ‘Maak je nou geen zorgen’, zei ik, ‘ik kan m’n geld verdienen als pianist, maar ik wil dít. OK, zei hij, ik geef je een kans. Toen ging het hard. Vier jaar conservatorium, vervroegd eindexamen gedaan omdat ik een kleine beurs kreeg voor de Berklee School of Music in Boston”. Hinze verkocht zijn collectie jazzplaten aan de barbezoekers van toen om een Amerikaanse altfluit te kopen. Ik heb ze nog.
Hinze’s liefde voor de fluit begon met een plaat van Frank Wess, Opus De Funk. “Een eye opener, dit is móói”, vond hij toen. “Ik heb ‘m nog. Met Milt Jackson en de leden van het Modern Jazz Quartet. Je lijkt wel gek om fluit te gaan studeren, vond iedereen. Ik heb ’t godzijdank toch gedaan. Ik had met fluit het idee: ik hoef niemand te kopiëren, ik zie wel waar we terechtkomen. Ik denk dat daardoor mijn fluitspel herkenbaar is. Het lijkt niet op Hubert Laws, Herbie Mann of wie dan ook. Met piano was ik daar nooit echt van losgekomen”.
Stoned Flute
In Nederland had hij al één plaat gemaakt, ‘Telemann my way’. Barokmuziek verjazzt. “In Boston speelde ik in nachtclubs want ik had maar een klein beursje. Tot er een telefoontje uit Nederland komt: héé, je plaat gaat lópen”.
Die barokplaat werd het eerste grote succes van Hinze. Het idee ervoor was van CBS-directeur John Vis. Hinze had al een eigen band, de Chris Hinze Combination en wilde dáármee jazz opnemen. “Het werd een ruil. Ik zou die barokplaat maken en dan kon ik die eigen plaat opnemen, ‘Stoned flute’. Maar dat kwam er niet van. Ik moest eerst nog een Vivaldi-plaat maken”. Na onenigheid erover stapte Hizne naar de concurrentie, EMI. Hij nam ‘Stoned flute ‘op, was niet helemaal tevreden, wilde nog een halve dag extra opnemen, maar dat ging niet. ‘Vinden wij niet nodig’, zei de directeur. ‘Heeft U ‘m dan gehoord’, riposteerde Hinze. ‘Nee, ik luister nooit naar muziek’, was het antwoord, ‘die plaat wordt zó uitgebracht en niet anders, tenslotte heeft U een contract”. Hinze werd nijdig, zei: ‘Maar u weet niet dat ik dat nog niet heb ondertekend’, haalde het uit zijn binnenzak, verscheurde het ter plekke en ging terug naar CBS waar hij de plaat helemaal opnieuw mocht overmaken. “Mooi hè”, lacht Hinze nu nog stilletjes.
Wie was Hinze?
Het begin van een eigenzinnige carrière die hem over de hele wereld zou brengen. Voor opnames met een enorm breed scala aan musici die zo’n beetje alle kleuren in de muziek vertegenwoordigen. Van Randy en Michael Brecker, de Duitse jazzpianist Joachim Kühn, percussionisten Arto Tuncboyaci, Trilok Gurtu, Louis van Dijk, saxofonisten Charlie Mariano destijds zijn leraar in Berklee - Tony Lakatos en vooral zijn Oosterse leermeesters. De jazzmensen begrepen ’t niet meer. Wie was Hinze? Platenwinkeliers krabden zich op het hoofd in welke bak ze de Hinze’s cd’s moesten neerzetten. Jazz, fusion, wereldmuziek, New Age? Was Hinze niet te commercieel bezig? Intussen werd vergeten dat de fluitist op zijn eigen manier én ongesubsidieerd, hij benadrukt het - een trendsetter was en de kracht van musici herkende vóór die of het nu bij Joe Zawinul was of als solist - elders naam maakten. “Als ik op een gegeven moment iets doe en dat wordt een trend, dan word ik voor commercieel uitgemaakt”, zegt hij nu schouderophalend. “Ik was de eerste die met World Music bezig was, dat begrip bestond nog niet eens. Kijk maar naar m’n platen en cd’s. Ik maakte in 1974 al platen met Japanse musici, met reggae-artiesten als Peter Tosh. Nu heet ‘t wereldmuziek, toen was ’t voor mij spelen met alles en iedereen die goed is. Improviseren. Avontuur”.
Fietstocht naar India
Avontuur, centraal woord in Hinze’s ‘From Tibet to Tanger’. “Als ik vroeger ruzie met mijn moeder had, was het omdat ik altijd wilde reizen. Ze vond me te jong, ik moest tot mijn zestiende wachten tot ik alleen mocht liften. Ik wilde toen al een fietstocht naar India maken. Als muzikant kon ik gelukkig veel reizen. Tot 1992, toen dacht ik: ik heb ’t allemaal gehad, ik wil nu een heel jaar lang reizen en eigenlijk ook maar geen muziek. Dat vertel ik ook in m’n programma. Hoe ik na een maand terugkwam om m’n fluit toch maar op te halen, een bandrecorder te kopen en gewoon met een rugzak verder te gaan. Ik ben begonnen met de Transsiberië express, Moskou-Beijing, doorgereisd naar Japan, India, Thailand, Burma, Laos, Cambodja, Indonesië, de Filippijnen. Het begin van al die grote produkties die ik daarna gemaakt heb.”
Het bijzondere van Chris Hinze’s muzikantendom is dat hij met rugzak, fluit, bandrecorder en camera - overal binnenkomt, waar ter wereld hij ook is. Hoe maakt hij die contacten? “Ik ben gek op stemmen”, begint hij zijn uitleg. “Of het nou monnikken of nonnen zijn, of Afrikanen. Als je met monnikken omgaat vinden ze hier opeens een zwever, sandalen en zo. In Afrika hebben ze die prachtige stemmen zo’n beetje uitgevonden. Ik ben op een gegeven ogenblik met mijn dochter gaan reizen en die zei: ‘Papa, zo’n reis maakt nooit iemand meer mee. Jij komt overal binnen met die apparatuur’. Als je gewoon een reis maakt kijk je naar de Borobudur en that’s it. Ik maak de raarste dingen mee, sluit vriendschappen. Het begon met m’n eerste reis naar India, waar ik te gast was in een ashram en waar ze mantra’s zongen. Ik kwam in Tibet terecht en dacht: ik wil iets voor die mensen doen. Ik wist bij god niet wat een onheil daar was aangericht. Dat er zo’n drie tot vierduizend kloosters met de grond gelijk waren gemaakt door de Chinezen tijdens de culturele revolutie.
Weet je wat, dacht ik, ik neem gewoon wat gezangen op, dan speel ik daarop en dan kijk ik of ik ’t kan uitbrengen. Heel simpel. Het is uiteindelijk een joekel van een produktie geworden (‘Tibet Impressions 1 en 2’), ik heb er onzettend veel van verkocht en ik heb heel wat geld terug kunnen sturen naar Tibet”.
Allerlaatste barok
Zijn voorlaatste theaterproduktie maakte Hinze met de sopraan Claron McFadden die op een aantal van zijn cd’s te horen is. “Ze is geweldig. Ik zag haar al in 1988, in ‘Porgy and Bess’in Berlijn. Inmiddels heeft ze alle grote prijzen gewonnen”. ‘The Art of Baroque, Jazz, Dance and Improvisation’ was de titel. De allerlaatste barok van Hinze. “In 1980 had ik al gezegd dat ik geen barok meer zou spelen. Omdat ik met heel andere dingen bezig was. Dat heb ik één keer doorbroken omdat het met haar zo leuk was. Je hoort het allemaal langskomen in mijn solo show”, zegt Hinze. “Ja, toch een beetje een autobiografie. Als je een half miljoen zou hebben, zou je het met al die solisten op de grote Bühne kunnen doen. Maar zo is het ook mooi en het publiek is er zelfs door aangedaan. Het geeft muzikaal en visueel een antwoord op veel vragen die er altijd zijn. Hoe doe je dit, hoe dat en hoe komen die produkties tot stand? Ik heb eigenlijk niet zozeer keuzes gemaakt in mijn leven. Dingen gebeuren gewoon. Ik heb één keuze gemaakt en dat is wat ik zelf wil met muziek. Ik heb nooit verschillen gemaakt, iedereen laat ik vrij in wat-ie wil. In de jaren tachtig wilde ik minder drums, meer percussie. Zo ben ik bij Trilok Gurtu en die Afrikaans ritmes terecht gekomen. Voor mij een logische gang van zaken. Jazz, geen jazz? In elk geval niet de gangbare jazz. Als ik niet die jazzopleiding had gehad, als pianist en later fluitist, dan had ik nooit met monnikken kunnen spelen. Als je Miles Davis op Sketches of Spain hoort, speelt-ie toch ook beeldschoon contouren? Waar heb je het over? Het gaat om muziek, het gaat om wat je voelt. Noem ’t jazz, noem ‘t blues, niet belangrijk. Dat is denk ik mijn houding. Het gaat om de intentie, om de klank. Een muzikant kwam na afloop van een concert in Amsterdam naar me toe en zei: ‘Wat jij doet? Je zit op je fluit een verhaal te vertellen’. Zo voel ik ’t ook. Ik speel geen ‘licks’. Ik speel hoe ik voel”.
Theater De Regentes: ’From Tibet to Tanger’. Op 5 november 2010 (20.30). www.deregentes.nl ; www.chrishinze.nl
|